Meditatie bij de Advent
De Advent is mijn lievelingstijd van het Kerkelijk jaar, omdat het helemaal van verwachting gevuld is. Het is deze hoopvolle spanning, die uit het zogenaamde afwachten, of het geduldig wachten die het tot blije verwachting maakt. Denken wij alleen aan vrouwen, die een gewenst kind verwachten, of aan kinderen, die op Sinterklaas of het Kerstkind wachten en daaraan verbinden ze tegelijk de vervulling van hun wensen. Of kijken wij in onze wereld naar Hongkong, Bolivia, Libanon, om maar enige landen te noemen. Daar komen mensen moedig voor de verandering van hun levensomstandigheden op.
Maar ook daar, waar mensen, zoals in Israël ten tijde van Jezus, hun wens naar meer zelfbeschikking maar zelden luid laten horen, leeft toch in het volk de verwachting op een redder. Hoe treurig is het wanneer de onderdrukker dat bereikt, dat men niets meer verwacht aan verandering of iets nieuws, wanneer de hoop ophoudt te bestaan. Dan grijpt om zich heen wat in het leven de woestijnvaders Acedia noemden, een bedompte troosteloosheid. De Adventstijd wil ons met onze wensen, verwachtingen en vurige verlangens in aanraking brengen, waarop wij wachten diep in ons binnenste, wat komt, wat eindelijk zal komen. Advent, de komst van Christus en wat brengt hij aan heil voor mij mee?
Welke verandering, verbetering, bevrijding, redding, welke troost of vrede? In het woordenboek lees ik: adventus “aankomst” behoort tot ad-venire “aankomen”. Laten wij ons dus inzetten voor een avontuurlijke tijd, riskeren wij moedig God te verwachten met onze hoop vol verlangen als een van ons en met ons.